Pronkboon

Teelt

De klimmende pronkboon wordt aan bonenstaken geteeld. De staken zijn ongever 300 centimeter lang. Bonenstaken kunnen afkomstig zijn van de wilg, bamboe (tonkinstokken), maar ook takken van de hazelaar en andere houtige gewassen voldoen. Meestal gaan ze drie jaar mee. Daarna is de onderkant verrot en zijn ze te kort geworden. De wilgenstaken breken na drie jaar ook makkelijk. De staken kunnen in twee rijen als een hok gezet worden.

De plantafstand is 30 tot 50 centimeter in de rij en 120 tot 140 centimeter tussen de rijen. De pronkboon wordt ter plaatse gezaaid vanaf 15 mei tot eind juni. Meestal worden één tot twee zaden per staak gelegd. Bij meer zaden per staak treedt later veel bloemrui op, vooral bij warm en droog weer. Ook kunnen de planten voorgetrokken worden en later buiten uitgeplant. Bij voortrekken worden eind april twee zaden in potten van 12 centimeter diameter gelegd. Na opkomst wordt eventueel één kiemplant weggeknepen. Half mei (na de IJsheiligen) wordt er uitgeplant. De oogst begint eind juli en duurt tot eind augustus. Voor latere oogst moet half juni nog een keer gezaaid worden. Hiervan kan dan vanaf de derde week van augustus tot de eerste nachtvorst geoogst worden. De peulen moeten elke week geplukt worden, omdat anders de peulen te oud worden en er geen nieuwe peulen meer gevormd worden.

Teeltschema
zaaien in eind mei/juni, oogsten in september/begin oktober

Laatst bewerkt door: Jeffrey Schipper op 8-5-2008 09:19:32