Teelt
De bonen worden aan stokken of touw geteeld. Als stok wordt meestal een tonkinstok gebruikt, maar ook wilgenstokken zijn zeer bruikbaar. Omdat de peulen nogal vliezig kunnen worden moet er minstens drie keer per twee weken geoogst worden. Er kan meestal 10 tot 12 keer per teelt geoogst worden.
De volgende vollegrondsteelten worden onderscheiden:
- Vroege teelt. Voor deze teelt worden de bonen onder glas voorgekiemd. Er wordt tussen half april en begin mei in perspotjes van 8 centimeter gezaaid en ongeveer tien dagen later uitgeplant onder plastic of in de vollegrond. Geoogst wordt er van begin juli tot half augustus.
- Normale teelt. Vanaf half mei wordt er ter plaatse gezaaid. De oogst begint eind juli.
- Late teelt. De bonen worden in juni ter plaatse gezaaid. De oogst valt van eind augustus tot eind september als er niet eerder nachtvorst optreedt.
De plantafstand bij stoksnijbonen varieert. Een veelgebruikte plantafstand is 120 bij 50 centimeter. De plantafstand bij stamsnijbonen is 50 centimeter tussen de rij en 12 centimeter in de rij.